Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wat zult [36]gij zeggen, wanneer [37]Hij bezoeking over u doen zal, daar gij hem geleerd hebt [tot] vorsten, tot een hoofd over u te zijn; zullen u de smarten niet aangrijpen, als een [38]barende vrouw? 36. O Juda, of dochter mijns volks. 37. God, door de Babyloniers, die zij, door aanzoek van hulp, gewend en aangelokt hadden om heer en meester over Juda te wezen. Vergelijk 2 Kon.16:7, enz. 38. Hebreeuws, ene vrouw der baring, of des barens; dat is, die in barensnood is.